Jan De Zutter is zo’n oeverloze spraakwaterval dat we voor deze tekst over zijn werk noodgedwongen overstappen van de essayistiek naar het interview. Als de man het woord neemt, dan geven we hem het woord. Bevlogen tovert hij het ene na het andere curieuze materiaal uit zijn tekenkoffer. In de leefruimte van zijn huis in Antwerpen, want in het atelier op de bovenverdieping is hij nog niet geïnstalleerd. Dan maar aan de langgerekte eettafel kleine detaillistische tekeningen maken. Met een verbluffende technische behendigheid.
Als je dag na dag door het internet meandert, op zoek naar boeiende kunst, is er steeds minder waar je blik uiteindelijk nog aan blijft haperen. Al zo vaak gezien, niet verrassend, geforceerd hip, beetje te complex, kwalitatief minder interessant. Werk als dat van Jan De Zutter is dan als een plotselinge frisse zucht, de zon die door de nevel breekt. Waarom? Precies omdat het zo anders is dan al het andere wat tegenwoordig de revue passeert. Knoestige eeuwenoude bomen, intieme woudtaferelen, bucolische landschapjes, zijn vrouw en kinderen, ‘vogelkens’, zoals hij ze zelf niet zonder enige ironie noemt. Onderwerpen van een verbazingwekkende, heilzame simpliciteit.
Sommige critici zouden dit wellicht geen kunst noemen. Maar De Zutter vindt in deze motieven die dicht op zijn vel plakken, precies de grootste voldoening: “Frankly my dear, I don’t give a damn. Er is een hele generatie kunstenaars gekraakt omdat ze liever figuratief dan abstract werkten. En dat was, tijdens de avant-garde, helemaal not done. Zelfs Jan Hoet vond Lucian Freud en Gerhard Richter maar niks. Dat idee heeft hij achteraf wel bijgesteld.
“Voor mij is er niet zoveel verschil tussen abstracte en figuratieve kunst. Ik schreef mijn thesis over het hyperrealisme. Daar ontdekte ik hoe dicht beide werkwijzen bij elkaar liggen. In het werk Mediciuit 1971van Franz Gertsch bijvoorbeeld wordt een foto zo uitvergroot dat je bijna abstracte vlakken te zien krijgt. Het eindresultaat is een mengeling van figuratie en abstractie. Idem dito bij de Brits-Amerikaanse fotorealist Malcolm Morley. Hij verdeelde een postkaart in vakjes met een raster, draaide die kaart om, dekte alle vakjes af behalve eentje, en begon te schilderen. Als alle vakjes geschilderd waren, eigenlijk een losse reeks abstracte schilderijtjes, draaide hij zijn doek om. Het resultaat? Een hyperrealistisch werk. Om maar te zeggen: de gangbare opvattingen over realistisch schilderen zijn niet noodzakelijk waar. Ik doe maar wat, en heb het gevoel, als ik met mijn neus op een werk zit, dat ik heel spontaan en intuïtief aan het werk ben, niet noodzakelijk nog bezig met nauwkeurige representatie.”
Om ooit te tekenen
“Goede kunst moet je meteen as suchkunnen herkennen. Neem nu het urinoir van Duchamp: zet dat bij het grof huisvuil en het wordt gewoon meegenomen. Helemaal anders is het met Guernicavan Picasso: zelfs als je het verhaal erachter niet kent, grijpt dit werk je meteen aan. Een goed schilderij is nooit goed omdat het een goed verhaal heeft, dat is enkel mooi meegenomen. Daarom zeg ik ook als de mensen vragen wat de betekenis is van mijn werk: niets. Ik voel niet de noodzaak om verhalen te vertellen, om concepten te bedenken.”
Ik zeg hem dat ik dat niet helemaal geloof. Dat ik een diepere bezieling vermoed achter de keuze voor zijn onderwerpen. Dat geeft hij schoorvoetend toe: “Mijn vrouw en ik houden ervan ons onder te dompelen in de natuur, dat klopt. We zijn paganisten, wat betekent dat we de natuur ervaren als sacraal, als een expressie van een diepe verbondenheid die je poëtisch als goddelijk zou kunnen omschrijven. Er zijn plekken waar ik steeds naar terugkeer, waar ik die sacraliteit krachtiger ervaar dan elders. Bijvoorbeeld in Porcheresse, waar onder vijf oude lindes soldaten van Napoleon zouden zijn begraven. Daarnaast was ik tijdens mijn jeugd een fervent birdwatcher, wat allicht mijn voorliefde voor vogels verklaart. Eigenlijk loop ik de laatste tien jaar tijdens onze lange natuurwandelingen al foto’s te nemen, met het voornemen die ooit in een tekening om te zetten. Er staat zelfs een mapje op mijn computer: ‘om ooit te tekenen’. Die ooit is nu blijkbaar gekomen.”
Vonk
Hiermee belanden we bij het begin van dit verhaal, toen Jan De Zutter als kind en jongeman al bezeten was door tekenen, en zo vaak naar de academie trok als hij maar kon. Vladimir Moszowski was een betekenisvolle leraar voor hem, alsook Peter Van Tongerloo, schilder van de klassieke Antwerpse school. Tijdens zijn studies stootte hij op Michel Buylen, nu een van onze grootste realistische schilders. Ze werden boezemvrienden, deelden veel opvattingen over kunst en schreven samen een manifest. “Arbeiders op de werf van de visuele werkelijkheid, zo noemden we onszelf (lacht).”
Tussen toen en nu - inmiddels is De Zutter 57 - zit een heel leven. De potloden hebben meer dan dertig jaar stilgelegen, wat betekent dat er enige opfrissing nodig was. Wat is in de tussentijd gebeurd? De Zutter: “Na mijn studies kunstgeschiedenis in Gent, werd ik opgepikt door De Morgen. De eerste keer was dat om te schrijven over Chambres d’amis, daarna belandde ik op de redactie Binnenland en ik ben geëindigd op de politieke redactie. Vijftien jaar werkte ik als journalist, ondertussen schreef ik ook heel wat boeken. Ik vond in het schrijven een creatieve voldoening, waardoor mijn verlangen om te tekenen naar de achtergrond verdween.”
Momenteel is Jan De Zutter woordvoerder van de Vlaamse socialisten in het Europees Parlement. Hier kwam hij terecht nadat hij achter de schermen als communicatiestrateeg onder meer Steve Stevaert begeleidde bij zijn grote verkiezingssuccessen. “Tussen Steve en mij was het liefde op het eerste gezicht. Een vonk. Meteen na een interview vroeg hij me of ik voor hem wou komen werken. Zonder nadenken zei ik ja. Ik begrijp dat nog steeds niet helemaal. Ik zette blindelings een punt achter mijn journalistieke carrière. Maar het was een fantastische tijd. Steve werd een intieme vriend. Zijn dood heeft me dan ook diep geraakt.”
Donkere gedachten verdwenen
Is het daar en dan dat opnieuw de kiem werd gelegd voor het tekenen? Mogelijk. Of misschien begon het al vroeger, op de politieke redactie, toen De Zutter besefte dat kranten mee verantwoordelijk zijn voor het verzieken van het politieke en maatschappelijke klimaat. “Wij krijgen de indruk dat politici vechtend over de grond rollen, maar dat is niet zo. Al dertig jaar worden burgers belaagd met een antipolitieke toon. De media speelt hierin een vileine rol. Ik maak het van dichtbij mee, je moet gek zijn om vandaag nog politicus te willen zijn. Uiteraard zijn het niet allemaal heiligen, maar het gros bestaat uit oprecht geëngageerde mensen die zich inzetten voor een betere wereld. Wat krijgen ze als beloning? Dag na dag bakken shitover zich heen.
“Zo’n twee jaar geleden voelde ik dat ik tegen een burn-out aanschurkte. Ik moest iets vinden dat mij weghaalde van de media, van de politiek. Een tegengif voor die vaak harde, rotte wereld. Ik had zenmeditatie kunnen volgen, maar tekenen bleek op mij hetzelfde effect te hebben. Het slorpt me volledig op en is zeer rustgevend. Het is wonderbaarlijk, maar de donkere gedachten verdwenen. Ik had geen psycholoog meer nodig.”
Op kerst 2017 nam De Zutter voor het eerst weer de potloden op. “Ik heb altijd een goede techniek gehad, maar moest de beweging weer in de hand krijgen. Daarom begon ik met bomen, wat een stuk makkelijker is dan een portret. Geen mens ziet het als een tak verkeerd is getekend, maar een blik kan je met één foute toets om zeep helpen. Ondertussen heb ik me wel al gewaagd aan portretten. Soms met ware doodsverachting (lacht).”
Tekenen zoals je een vrouw streelt
Van het eerste moment dat De Zutter weer begon te tekenen, wist hij dat hij dit ook voor anderen deed. Dat zijn werk op een dag gezien moest worden. Dat gebeurt binnenkort in Brugge, een beetje halsoverkop in een expositieruimte bij een vriend en met een zekere bescheidenheid over de plaats die hij inneemt in het kunstlandschap. Maar terwijl zijn onderwerpen niet meteen wereldschokkend of spannend zijn, is zijn technische onderzoek dat wel.
Zijn voorgeschiedenis als kunsthistoricus vertaalt zich in een uitgesproken fascinatie voor oude materialen en voor de hedendaagse, nieuwe varianten hierop. Hij speurt het internet af naar bijzonder tekengerief en technische informatie hierover. “Dat begon met grafiet, mijn eerste liefde. Weet je dat de samenstelling daarvan atomair hetzelfde is als bij diamant? De binding is alleen anders. Ondertussen vond ik ook al grafiet in blokjes, waar je mee kunt schilderen en poedergrafiet.
“Ook qua drager experimenteer ik met verschillende materialen. Soms teken ik op canvas, soms op paneeltjes die geprepareerd zijn met kaoline klei, een spierwitte Chinese klei die als eierschaal aanvoelt. Als je daarop tekent met grafiet krijg je een grotere brillance. Je tekening wordt sprankelender. En je kunt er ook in krassen, zodat de witten weer bovenkomen, om bijvoorbeeld highlightsaan te brengen op takken.”
Een andere aparte techniek die De Zutter gretig aan het herontdekken is, ismetalpoint, tekenen met een staafje van goud, zilver of koper. “Voor grafiet werd ontdekt als tekenmateriaal, in de zestiende eeuw, was silverpoint, samen met houtskool en inkt het meest gebruikte tekenmateriaal. Het is heel kwetsbaar, heeft een etherische kwaliteit. Je moet ermee tekenen zoals je een vrouw streelt, heel zacht en omzichtig. Maar het is weinig vergevingsgezind, omdat je niet kunt gummen. Ik hou wel van die uitdaging.”
Dialoog met eigen werk
Als een tekening met silverpointaf is, leidt ze daarna nog een eigen leven. Het zilver oxideert en geeft het werk een warme, okerkleurige tint. “Ik ben een enorme controlefreak maar hier leer ik loslaten. Door het oxidatieproces slaagt een tekening erin mij te verrassen, wat een grappige dialoog oplevert met mijn eigen werk. Soms versnel ik het proces door het werk in contact te brengen met de dampen van zwavellever.
“Een materiaal dat ook leeft nadat het is aangebracht, is pigment met bijenwas. Deze encaustiek-techniek begin ik nu ook te exploreren. Het materiaal werd al gebruikt door de Romeinen. Eenmaal opgedroogd, is het bestand tegen weer en wind. Je kunt het ook opboenen, zodat het schilderij meer glans krijgt.”
Jan De Zutter laat me voelen aan de schilderijtjes met bijenwas. Ze zijn zijdezacht, aaibaar. Zijn liefde voor de materie is merkbaar doorheen zijn hele discours. De fascinatie voor het tactiele combineert hij met een intellectuele verwondering voor het schilderkunstige perspectief: “Het vertalen van de derde dimensie naar een plat vlak is iets wat mijn oneindig intrigeert. Die beelden omzetten naar de tweede dimensie, en de enorme vreugde als dat lukt. Waar in de hersenen gebeurt dit? Welk centrum is actief als je niet meer denkt in woorden maar in materie? Het plastisch denken gebruikt andere delen van de hersenen dan gewoonlijk. Ik kijk reikhalzend uit naar meer onderzoek hierover.”
Tranen met tuiten
Schroom heeft hij niet over de middelen die hij inzet om tot dat tweedimensionale beeld te komen: “Nadat ik de foto heb bewerkt op mijn computer en de compositie van mijn tekening heb bepaald, pas ik drie tactieken toe. Of ik teken op zicht, dat heet eyeballing. Of ik gebruik kalkeerpapier om de outlinesuit te tekenen. Of ik werk met projectie. Dit gebruik van de fotografie in de schilder- en tekenkunst is niet nieuw. David Hockney heeft hier een zeer boeiend boek over geschreven,Secret Knowledge, Rediscovering the Lost Techniques of the Old Masters.Hockney beweert dat zelfs Van Eyck gebruik moet hebben gemaakt van ‘fotografische technieken’, hoewel daar geen historische aanwijzingen voor zijn. Maar sommige details in zijn schilderijen, zoals de koperen luchter in het Arnolfiniportret, zijn gewoon niet op zicht te schilderen, argumenteert hij. Er zitten perspectiefverschuivingen in oude schilderijen waardoor je zeker weet dat ze met behulp van camera obscura zijn gemaakt.”
Jan De Zutter charmeert met zijn directheid en openheid. Net als met zijn pretentieloosheid. Vaak krijgt hij warme reacties op zijn werken, omdat ze niet spreken tot het cerebrale deel in ons, maar direct tot de emoties. Het is eenvoud die ontroert, een complexloze bevrediging van onze hang naar esthetiek. “Onlangs heb ik tranen met tuiten gehuild. Een vrouw contacteerde me om een werkje te kopen. Ze vroeg naar de prijs en die bleek voor haar niet haalbaar te zijn. Een paar maanden later contacteerde ze me terug. Ze had bijgewerkt in de horeca om het te kunnen betalen. Ik ben het werkje gaan brengen, en werd er plechtig ontvangen met cava en hapjes. Dergelijke reacties verwarmen mijn hart. En dan ben ik weer even bestand tegen de meedogenloosheid in de politieke wereld.”
Deze tekst verscheen eeder op TheArtCouch.
Comments