We weten wat schoonheid is. We weten wat goedheid is. We weten hoe we moeten zorgen voor de ander, hoe we moeten zorgen voor onze planeet. En toch. Is er zoveel lelijkheid. Lijken we er niet in te slagen de integrale mensheid een geweten te schoppen. Altijd, hoezeer we ook proberen, neemt de duivel weer de overhand. Hoe bekoorlijk de engelachtigheid van de menselijke ziel ook moge zijn. Hoe komt dat toch?
In dat niemandsland tussen ultieme, opslokkende schoonheid en verderf bevindt zich het werk van de Gentse kunstenares Marie Cloquet. Meer dan tien jaar geleden raakte ze verslingerd aan Nouadhibou, een stad in Mauretanië waar de onfraaie inborst van de mens een culminatiepunt kende. Om hoge bergingskosten te ontlopen lieten corrupte reders van overal in de wereld hun scheepswrakken stranden in de baai van dit bestofte havenstadje.
Het beruchte scheepskerkhof is nagenoeg helemaal verdwenen, maar de beelden leven voort in de werken van Marie Cloquet. Ze heeft een voorliefde voor dergelijke ‘randgebieden’, oorden waar je niet zomaar naartoe reist, waarover we weinig horen op het nieuws, maar die toch kampen met de pijnlijke overblijfselen van hoe onze wereld heden ten dage malfunctioneert. Duisteren getuigen zijn het, van een wereld in crisis. Collateral damage van het steeds weer zegevierende opportunisme en kapitalisme.
Waarom bleef Cloquet dan toch op die plek plakken? Waarom trok ze er verschillende malen heen om een schier onuitputtelijk arsenaal aan beelden te schieten? Omdat, in die opeengestapelde, (half)drijvende wrakken ook een monumentale schoonheid te ontwaren is. Wie kijkt met een kunstenaarsoog ziet puur constructivisme, enorme sculpturen weerloos ten prooi aan weer en wind, gezandstraald door de nabije woestijn, met elke roestvlek nog roerender, nog meer één met het ruwe landschap.
Geland in het atelier ondergaan deze beelden een heel productieproces. Cloquet studeerde schilderkunst, maar heeft al haar hele leven een voorliefde voor fotografie, misschien aangestoken toen ze als kind met haar oom een camera obscura maakte. Grote vellen papier worden ingestreken met een lichtgevoelige emulsie, en in de donkere kamer beschenen met een selectie uit het beeldenarchief. Wat je dan krijgt is een uitvergrote afbeelding met schemerachtige randen, alsof je door een wazige bril kijkt, die ook niet zo heel veel contrast doorlaat. Cloquet behandelt deze imperfecte afdrukken zoals bijvoorbeeld Rubens zijn landschapsschetsen hanteerde: als bouwstenen die na assemblage weer een nieuw geheel vormen. De realiteit is dus slechts in segmenten aanwezig, wie goed kijkt ziet dat de uiteindelijke composities de verwachtingen qua perspectief, lichtinval en verhoudingen overstijgen en onderuithalen. Prefab-schilderkunst, noemt Cloquet deze grootschalige collages, die ontstaan door de vellen papier te verscheuren, nauwgezet weer bij elkaar te kleven en daarna te beschilderen met waterverf. Sommige zones worden zwarter gemaakt, andere krijgen voorzichtig pastelkleuren aangemeten, een enkele keer durft Cloquet wat uitbundiger te zijn in het coloriet. Wat lichter moet zijn, wordt opnieuw overplakt met stroken papier. Witte waterverf is immers te gereserveerd en genereert niet het gewenste lichteffect.
De bewerkelijkheid van het hele proces, die toegewijde handenarbeid, is heel belangrijk voor Cloquet. Kunst wordt pas kunst als een werk hengelt naar de transcendentie. Dat bereik je pas door de realiteit ongenadig te vermalen via een reeks mentale denkstappen. Door ook in het maken een heleboel opeenvolgende hordes te nemen, komt het doen bij Cloquet uiteindelijk gelijk met het denken. Het tactiele avontuur loopt parallel aan het mentale onderzoek. Het resultaat is niet meer de echte realiteit – voor zover die bestaat – maar een doorwrochte versie ervan, die misschien een blauwdruk is van hoe Cloquet die werkelijkheid innerlijk ervaart.
Ondertussen is het beeldenarchief van Marie Cloquet gestaag aangegroeid met foto’s van andere reizen en zaken die haar fascineren. Sinds een tijd introduceerde ze ook ‘Obstacles’ in haar werk, wat betekent dat er tussen de projector en het belichte papier objecten worden geplaatst. Het zijn fotogrammen, een techniek waar bijvoorbeeld ook Man Ray mee experimenteerde. Heel vaak gebruikt ze hiervoor een soort gerafeld gordijn, waardoor een onmiskenbaar mistroostige sfeer wordt gecreëerd. De referentie aan oorlogsellende, verval, diep verdriet is niet ver weg. Cloquet is niet het type kunstenaar dat een huilend kind bij een kapotgeschoten huis zal portretteren, maar haar diepe bezorgdheid om de aberraties in de huidige actualiteit is niettemin voelbaar in haar werk.
En toch, voor wie blijft kijken, is er veel meer dan die tristesse. Het soort vreselijke beelden dat we dagelijks op het scherm te verteren krijgen, schuift geleidelijk naar de achtergrond. Op het voorplan heerst de schoonheid: een landschap, een dreigende metalen sculptuur, een rotsformatie die je volledig inpalmt. Cloquet ziet kunst als manier om obstakels te omzeilen, een maakbare wereld waarin de artiest vrijelijk kan regeren met geheel eigen middelen. Een onconventionele, onrendabele oplossing misschien, maar wie maalt daarom als je voor even de hoop kunt koesteren dat je de zwarte kanten van het bestaan kunt afwenden?
Deze tekst verscheen eerder op TheArtCouch
Comments